(No. 31)
Domicella Goeswina, weduwe van Jan van Os Dirckszn, verkocht 10 Februari 1511 (Reg. n°. 107 f. 94) dit huis, dat
| 427 |
alstoen gezegd werd te staan tusschen het huis, eerst van Gyselbert Back, kanonik te den Bosch en Goijart, zoon van Jan die Becker, nu van Jan Lieshout, ex uno en dat, eerst van Engela weduwe van Henrick die Bye en hunne kinderen, nu van Henrick van Boxtel, ex alio, met het recht van uitweg, (die van af gezegd huis tot aan de Kolperstraat (thans de Ververstraat geheeten) door de kinderen van Willem Noeyen aan genoemden Dirck van Os verleend was), - aan Mechteld Brants Herbertsdr. Na haar waren eigenaars van dit huis Adriaan, zoon van Dirck, den zoon van Godfried Gieliszoon (van Gestel); Andries en Beatrix, kinderen van Andries van der Stegen en Hillegond, de dochter van genoemden Godfried Gieliszn; Andries, zoon van Boudewijn Janszn als man van Hillegond, dochter van Arnd Neysen en Mechteld, de dochter van Andries van der Stegen en Hillegond voornoemd, enz. allen als erfgenamen van Gijsbert, zoon van Godfried Gieliszn voornoemd; Andries van der Stegen en Andries, zoon van Boudewijn Janszn, voornoemd bovendien als testamentaire erfgenamen van Katherina, dochter van Goeswijn de Jeger en huisvrouw van genoemden Gijsbert, zoon van Godfried Gieliszn, zoomede mr. Henrick Loeckemans, priester, als lasthebber van het klooster der H. Maagd Maria en Brigitta, te Rosmalen staande ter plaatse genaamd Marienwater, - zijnde door meergenoemden Gijsbert, zoon van Godfried Gieliszn, dat huis gekocht geweest van genoemde Mechteld Brants; zij verkochten het 21 Januari 1539 (Reg. n°. 157 f. 78) aan heer en mr. Gijsbertus van den Velde (de Campo), kanonik der St. Janskerk te den Bosch; deze had eene natuurlijke dochter Anna, aan wie hij het 15 Januari 1542 (Reg. n°. 162 f. 76) toen zij huwde met Jor. Barthold Henrickszn van der Voort, als huwelijksmedegave schonk. Laatstgenoemde echtelieden hadden twee kinderen Jan 1) en Christina, welke laatste huwde met Dirck van Sauerlant; zij verkochten dit huis na doode hunner moeder 26 Febr. 1574 (Reg. n°. 225 f. 98) aan heer en mr. Johannes
| 428 |
Brants, priester en kanonik der kerk van St. Donatus te Brugge; deze vermaakte het bij zijn testament van 2 Juni 1577 aan de Societeit Jesu, die binnen der stede van 's Hertogenbossche collegialijck in toecomende tijden resideren sal, terwijl hij er ook nog eene studiebeurs van fl 75 's jaars in fundeerde 2). De Jezuiten vestigden zich echter niet in dit gebouw, zooals wij hiervoren blz. 223 en vlgd. reeds zagen; volgens mr. A.C. Bondam Inventaris enz. n°. 37 verhuurden zij het 10 December 1613 aan Barbara van Essestam weduwe van Gerard van Soudenbalch; dit is evenwel niet juist, daar toch blijkens Reg. no. 252 f. 376 vso de Eerw. Heer Ignatius Basselier, rector van het College der Societeit Jezus te den Bosch, van wege dat college bedoeld huis op laatstgemelden datum verkocht aan vrouwe Barbara van Essenstein, vrouwe van Urk, Emeloord, enz. en weduwe van Gerard van Soudenbalch, heer van Urk, Emeloord enz.; het werd toen gezegd te grenzen Kerkwaarts aan het huis, dat eertijds was van Mechteld Darkennis en nu is van Elisabeth van Doerne, weduwe eerst van Jor. Raes van Grevenbroeck, nu van mr. Nyclaes van den Brant, ex uno en dat eertijds van mr. Henrick van den Broeck, nu van Henrick Gerardszn. van Middegael, ex alio; bij haar codicil van den laatsten Maart 1614 vermaakte zij dit huis, waarin zij toen woonde en dat alstoen gezegd werd te zijn: huys, erve, poerte, hoff, aan de Paters van gezegd College (Reg. n°. 253 f. 53), waardoor de Bossche Jezuiten wederom eigenaars van dat huis werden. Dezen verkochten het, toen den Bosch op het punt stond van zich te moeten overgeven aan Prins Frederik Hendrik, en wel op 6 September 1629 (Reg. n°. 365 f. 378 vso) voor den schijn aan Cornelis, zoon van Jan Corneliszn, den vellenblooter; de Staten Generaal erkenden dien koop evenwel niet en verklaarden daarom dit huis evenals de andere onroerende goederen der Jezuiten van den Bosch ten behoeve van den Staat verbeurd, waarna het door den Staat aan particulieren verhuurd werd, o.a. in 1677 aan
| 429 |
Stephanus Cousyns en in 1670 aan Daniel van der Meulen, schepen van den Bosch. Rogier van Leefdael, heer van Deurne, in diens hoedanigheid van raad en rentmeester-generaal der Episcopale en andere geestelijke goederen in de stad en Meierij van den Bosch, verkocht 1 April 1681 (Reg. n°. 499 f. 203 vso) dit huis aan Geerlof Suyckers, secretaris van Helmond, onder verplichting van daaruit 's jaarlijks 75 car. guldens voor de daarin gefundeerde studiebeurs te betalen; het werd alstoen omschreven als: een schoon welgelege huyssing, staende binnen 's Hertogenbossche in de Peperstraet, bestaende langs de straet 't voor incomen, daer neffens een spreeckcamer ende noch een ander camer ende daer achter een middelkeucken, kelder ende keldercamersalet, een achterkeucken, plaets ende schoonen hoff met een uytgangh in de Verwerstraet. Hij verkocht het 13 November 1683 (Reg. n°. 477 f. 5) aan Hendrick Penecamp, plaats-majoor van den Bosch. Van dezen erfden dit huis zijne oomzegster Cornelia Penecamp voor de eene helft en zijne weduwe Margaretha Sauvé voor de andere helft. Beiden verkochten dat huis 8 Januari 1711 (Reg. n°. 522 f. 405) aan mr. Mathias de Vlamingh, oud-schepen van den Bosch. Van dezen erfde het zijne vrouw Adriana Lydia van Hamel, die het vermaakte aan haren broeder, den gepensioneerd kapitein Rutger van Hamel; deze verkocht dat huis 12 Maart 1746 (Reg. n°. 564 f. 59 vso) aan Maximiliaan de Vos, kapitein en onder-majoor van den Bosch; het werd toen omschreven als volgt: eene schoone ende van binnen nieuw opgetimmerde huysinge, erve ende hoff, met twee stallingen en een uytgang in de Verwerstraat, begrensd ex uno door het huis van Joan van der Meulen en ex alio door dat van Gerardus van Weert. Genoemde de Vos vermaakte dit huis aan Maria Sibilla Huntelaar weduwe van Johan Coenraat Snydius, woonachtig te den Bosch, die het 9 Maart 1774 verkocht aan Johanna Catharina Chombach weduwe van Andreas Nebbens, ook wonende aldaar; deze loste 30 April 1776 af de grondrente van 75 car. guldens, welke daarin voor de studiebeurs van Johannes
| 430 |
Brants gevestigd was, en verkocht daarop 28 October 1783 dit huis weder aan Arnoldus van Galen, oud-schepen en raad van den Bosch 3). Hij had van zijne vrouw Johanna Jacoba Walraven de navolgende kinderen: Digna Maria, de huisvrouw van Jan Lubbes van der Meer; Arnout Antony, advocaat te den Bosch; Pieter Hester, procureur te den Bosch; Antonie Arnout; Aldert, controleur der belastingen te den Bosch en Maria Lucia van Galen.
Thans is dit huis een gesticht van liefdadigheid, genaamd Macpherson, bestemd tot verpleging van oude behoeftige mannen van den Katholieken en Hervormden godsdienst; het werd daartoe in den loop des jaars 1872 opgericht door Jkvr. Rosa Maria Johanna van Meeuwen, eerder weduwe van Petrus Daniel Eugenius Macpherson, later van Albert Florent baron Prisse.
| 431 |